Nieuws

Europese pyrrusoverwinning voor fiscus bij zelf-incriminatie

Afbeelding voor Europese pyrrusoverwinning voor fiscus bij zelf-incriminatie
Delen

In een procedure van kantoor heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 4 oktober een belangwekkende uitspraak gedaan over zelf-incriminatie in fiscale (straf)zaken. Hoewel de Staat in deze specifieke zaak van onze cliënt De Legé in het gelijk is gesteld, heeft het Hof in Straatsburg wel een aantal belangrijke handvatten gegeven onder welke omstandigheden de autoriteiten afgedwongen informatie niet voor boetes of strafzaken mogen gebruiken.

Oorspronkelijke oordeel Hoge Raad

Deze Europese procedure heeft maar liefst zeven jaar geduurd. In 2015 al besliste de Hoge Raad dat de door cliënt De Legé in een kort geding afgedwongen bankinformatie uit Luxemburg, door de Belastingdienst wel gebruikt mocht worden voor de onderbouwing van de boete. Volgens de Hoge Raad was er geen sprake van schending van het verbod op zelf-incriminatie (nemo tenetur) omdat de betreffende bankstukken al bestonden. Er was sprake van zogeheten wilsonafhankelijk materiaal. Samen met cliënt hebben wij besloten om deze voor de rechtsbescherming zo belangrijke kwestie, voor te leggen aan het EHRM.

‘Specific pre-existing documents’

In een uitvoerig arrest zet het EHRM uiteen wat het in dit soort zaken onder wilsonafhankelijk en wilsafhankelijk materiaal verstaat. Mits onder dwang afgegeven door de verdachte belastingplichtige, mag wilsafhankelijk materiaal alleen gebruikt worden voor het opleggen van aanslagen maar niet voor zogeheten punitieve doeleinden. Slechts als de autoriteiten specifiek het oog hebben op bepaalde stukken en ook vaststaat dat die stukken al bestaan, is er sprake van wilsonafhankelijk materiaal. Het EHRM spreekt in dit verband van ‘specific pre-existing documents´. 

Toch wilsafhankelijk materiaal

Dwingt de fiscus echter tot het afgeven van documenten waarvan men (sterk) vermoedt dat deze bestaan maar waarvan dat niet vaststaat, spreekt het EHRM over zogeheten ‘fishing expeditions’. Deze informatie vindt het EHRM wel wilsafhankelijk en stelt het gelijk met verklaringen. Indien uit die stukken (aanvullende) strafbare feiten blijken, mogen deze niet door de autoriteiten gebruikt worden voor een eventuele strafvervolging. Dat zou volgens het EHRM anders neer komen op een verboden zelfincriminatie, zoals door ons is bepleit. 

Gevolgen voor de praktijk

De feiten in deze zaak speelden zich af toen het bankgeheim nog absoluut leek te zijn en er niet of nauwelijks informatie werd uitgewisseld tussen de landen. Dat is anno 2022 volledig anders. In feite kunnen de autoriteiten alle bankgegevens vanaf het jaar 2011 verkrijgen. Daarmee had deze casus al aan betekenis verloren als het gaat om specifieke, reeds bestaande bankstukken die de fiscus ook zonder de actieve medewerking van de verdachte belastingplichtige kan bemachtigen. Velen hebben hun bankrekening ook al jaren geleden opgeheven. Maar hoe gaat het dan met de informatie over andere, bij de fiscus nog niet bekende financiële instellingen? Stel het geld is overgeboekt naar een andere bankrekening in een ander land of ondergebracht in een buitenlandse entiteit. Op grond van de rechtspraak is de belastingplichtige gehouden om ook aan een algemeen geformuleerd informatieverzoek gehoor te geven. Maar met dit arrest van de EHRM in de hand, heeft het er alle schijn van dat de autoriteiten de uit zo’n verzoek afgegeven informatie, niet mogen gebruiken voor het opleggen van boetes of strafvervolging. Dit is een opsteker voor de rechtsbescherming.

Vragen

Heeft u vragen? Schroom dan niet contact met ons op te nemen door een e-mail te sturen naar info@ft-advocaten.nl, te bellen naar +31 (0) 85 006 2222 of ons contactformulier in te vullen.

Direct hulp nodig?

Onze advocaten schakelen snel en zijn direct bereikbaar.

logo beeldmerk